blog

Maandagmiddag 6 januari. Ik heb de kinderen naar sport gebracht en wip even snel langs de supermarkt. Met een kar vol boodschappen kom ik naar buiten. Als ik bij mijn auto sta registreer ik dat er een auto achter me langs rijdt, die even verderop een parkeerplaats opdraait. Ik hoor een krakend geluid. “Oeps denk ik, dat klinkt niet goed”, maar er stapt een dame uit de auto die naar mijn idee net doet alsof er niets aan de hand is. En vervolgens: “Ik vergis me, ze is vast over iets van hard plastic heengereden”. Ik breng mijn inmiddels lege winkelkar terug. Als ik terug ben bij mijn auto zie ik dat de auto die zojuist parkeerde weg is. In een ooghoek zie ik een auto wegrijden en aan de andere kant van de parkeerplaats parkeren. Ik zie óók dat de auto naast de nu lege parkeerplek flinke schade heeft aan de bumper. “Verdorie”, denk ik, “dus toch”. Ik noteer het kenteken van de beschadigde auto. Vreemd genoeg denk ik er niet aan een foto te maken van schade en kenteken tegelijk. Was een stuk makkelijker geweest. Ik rij naar de andere kant van het parkeerterrein, naar de plek waar ik denk dat de andere, blauwe, auto geparkeerd heeft. Ik zie inderdaad een dergelijke auto, mét schade aan de voorzijde. Ik noteer kenteken, kleur en merk.

Als ik naar huis rijd dDenkend kleinenk ik na over wat ik ga doen. Wie ben ik om dit te gaan melden? Ik weet immers niet zeker of het wel echt die blauwe auto was. Waar bemoei ik me mee? En ook: wat haal ik me op de hals? Dan vraag ik me af wat ik zou willen dat iemand anders zou doen als iemand door zou rijden na mijn auto zo beschadigd te hebben. Ik zou willen dat het ze het A.U.B. melden. De lafaards! Oké, da’s dus duidelijk. Ik bel de politie en meld wat ik heb gezien. Ik benadruk dat ik niet zeker ben van mijn zaak. Ik word even later teruggebeld: ze checken nog een paar dingen en bedanken voor de melding. Niet veel later word ik weer gebeld: de politie is ter plaatse. Geen spoor van de beide auto’s. Maar het kenteken van de blauwe auto is gecheckt en ze gaan kijken of de auto schade heeft aan de voorzijde.

Ze laten nog wel weten dat het kenteken van de auto die is aangereden problemen oplevert. Blijkbaar heb ik iets verkeerd genoteerd en hoort het betreffende kenteken bij een al gesloopte auto. Als de eigenaar zich niet meldt, kan de politie er verder niets mee. Precies een week later ben ik weer op dezelfde parkeerplaats en ben ik toch benieuwd of er iets gebeurd is met mijn melding. Diezelfde avond ben ik ’s avonds de klas van mijn oudste aan het poetsen. Niet één van mijn favoriete bezigheden, maar vooruit, die ene keer per jaar doe ik mee. Een telefoontje van een onbekend nummer geeft me de gelegenheid om even pauze te nemen, dus daar maak ik dankbaar gebruik van.

Een mevrouw vraagt me of ik degene ben die een schade gemeld heeft. Ik antwoord aarzelend dat dat zo is (tja, je weet het natuurlijk nooit zegt mijn voorzichtige ik). Ze blijkt de eigenaar van de aangereden auto te zijn. Toen ze terugkwam bij haar auto heeft ze nog een tijd lang bij de auto gestaan en heeft ze allerlei mensen gevraagd of ze iets gezien hadden. Niemand wist iets. Uiteindelijk deed ze aangifte en zo is het balletje gaan rollen. Ze bedankte me. Volgens de politie gebeurt het niet vaak dat mensen iets

Bloemen

dergelijks melden, zei ze nog. Dat vleide me. “En”, vroeg ze me “uw naam is toch Mintjes?”. Ik: “Eh, ja.” Zij: “Zo heet ik ook”. Ik: “Huh? Da’s toevallig. Van wie ben jij er dan één?”

Nouja, anyway, zo nam een onverwacht telefoontje een net zo onverwachte wending. Uiteindelijk noteerde ze mijn adres. En een dag later werd er een prachtige bos bloemen bezorgd. Van Mintjes aan Mintjes. Als dank. Voor de moeite.

NB Het optreden van de politie vind ik geweldig. Ik was sceptisch, dacht: daar doen ze vast niets mee. Maar ze gingen er meteen mee aan de slag. Ze waren grondig, snel en correct. Ik kan maar één maar bedenken: misschien hadden ze me even moeten bellen of ik het op prijs stelde dat mevrouw Mintjes me ging bellen voordat ze haar mijn nummer gaven. Maar dat bedacht ik pas veel later.